De wielen van de bus
De wielen van de bus gaan rond en rond, rond en rond, rond en rond. De wielen van de bus gaan rond en rond, als de bus gaat rijden. De deuren van de bus gaan open en dicht, open en dicht, open en dicht. De deuren van de bus gaan open en dicht, als de bus gaat rijden. De wissers van de bus gaan heen en weer, heen en weer, heen en weer. De wissers van de bus gaan heen en weer, als de bus gaat rijden. De lampen van de bus gaan aan en uit, aan en uit, aan en uit. De lampen van de bus gaan aan en uit, als de bus gaat rijden. De toeter van de bus zegt toet toet toet, toet toet toet, toet toet toet De toeter van de bus zegt toet toet toet, als de bus gaat rijden.
Ze kunnen zeggen wat ze willen
Ze kunnen zeggen wat ze willen maar de olifant, die heeft de dikste billen van het hele land! En de giraf de aller-langste ne-e-ek, en het nijlpaard de aller-grootste bek bek bek. De flamingo heeft de aller-dunste poten, de palmboom de aller-hardste noten, de krokodil de aller-grootste mo-o-ond, en de baviaan de aller-roodste kont kont kont! Ze kunnen zeggen wat ze willen maar de olifant, die heeft de dikste billen van het hele land! En de giraf de aller-langste ne-e-ek, en het nijlpaard de aller-grootste bek bek bek! De papagaai heeft de aller-gekleurdste kleren, de pauw de aller-mooiste veren, de mier heeft de aller-sterkste ru-u-ug, en de ergste prik komt van de mug mug mug! Ze kunnen zeggen wat ze willen maar de olifant, die heeft de dikste billen van het hele land, en de giraf de aller-langste ne-e-ek, en het nijlpaard de aller-grootste bek bek bek!
Hoofd, schouders, knie en teen
Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen. Hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen. Oren , ogen, puntje van je neus, hoofd, schouders, knie en teen, knie en teen!
Alle eendjes
Alle eendjes zwemmen in het water, falderalderiere, falderalderare. Alle eendjes zwemmen in het water, fal-de, falderaldera.
Parapluutje, Parasolletje
Parapluutje, parasolletje, eentje voor de regen en eentje voor de zon, pardon!
Hoedje van papier
Een, twee, drie, vier, hoedje van, hoedje van. Een, twee, drie, vier, hoedje van papier. Heb je dan geen hoedje meer? Maak er één van bordpapier. Eén, twee, drie, vier, hoedje van papier. Een, twee, drie, vier, hoedje van, hoedje van. Een, twee, drie, vier, hoedje van papier. En als het hoedje dan niet past? Zetten we ’t in de glazenkast. Een, twee, drie, vier, hoedje van papier!
Ik heb de zon zien zakken
Ik heb de zon zien zakken in de zee. Ik heb de zon zien zakken in de zee. Ik heb de zon zien zakken, de zon zien zakken, de zon zien zakken in de zee. Olé Ik heb de zee zien zakken in de zon. Ik heb de zee zien zakken in de zon. Ik heb de zee zien zakken, de zee zien zakken, de zee zien zakken in de zon. Olé Ik heb de zak zien zonnen in de zee. Ik heb de zak zien zonnen in de zee. Ik heb de zak zien zonnen, de zak zien zonnen, de zak zien zonnen in de zee. Olé
In een klein stationnetje
In een klein stationnetje, ’s morgens in de vroegte, stonden zeven wagentjes, netjes op een rij. Zie het machinistje, draaien aan het wieletje, hakke hakke toet toet, weg zijn wij. Dààààg
Slaap kindje slaap
Slaap kindje slaap. Daar buiten loopt een schaap. Een schaap met witte voetjes, die drinkt zijn melk zo zoetjes. Slaap kindje slaap. Daar buiten loopt een schaap.